Stöberproef
Artikel V.A.1
DOEL
Het doel van deze proef is het vaststellen van de mate van geschiktheid van de deelnemende teckels voor het uitdrijven van wild uit niet al te grote bospercelen.
Artikel V.A.2
TOELATINGSEISEN
Om aan deze proef te mogen deelnemen moet de teckel de aantekeningen Sp (zie Artikel II.C.8) of een overeenkomstige buitenlandse aantekening hebben behaald.
Artikel V.A.3
KEURMEESTERS
1. De proef wordt beoordeeld door minimaal drie keurmeesters.
2. Aan één keurmeesterteam mogen maximaal 8 teckels ter beoordeling worden toegewezen.
Artikel V.A.4
DE INRICHTING VAN DE PROEF
1. Het terrein
De proef moet worden afgelegd in gesloten bospercelen met goede onder dekking (driften). Elke drift moet minimaal één hectare groot zijn.
2. Het wild.
In de driften moet de aanwezigheid van schaalwild, hazen en of vossen te verwachten zijn.
3. Indien mogelijk dient de proef aan te vangen met de africhtingsvakken.
Artikel V.A.5
DE WERKWIJZE
1. De wedstrijdleider stelt, in overleg met de jachtgerechtigden, de driften vast.
2. Keurmeesters en eventueel officiële geweren zetten de drift af.
3. De voorjager stuurt zijn teckel op aanwijzing van een der keurmeesters de aangewezen drift in. Hij mag dit naar eigen voorkeur doen vanuit zijn eigen positie of vanaf een afstand van ongeveer 40 meter nadat hij de hond daartoe eerst heeft afgelegd. In geen geval mag de voorjager de drift betreden.
4. De teckel moet de drift zelfstandig, grondig, ruim jagend en met grote volharding afzoeken.
5. De teckel moet het in de drift aanwezige haarwild opsporen, vervolgens luid achtervolgen en het aldus dwingen de drift te verlaten.
6. Indien een teckel, die een goede zoekwijze toont, in de hem aangewezen drift geen haarwild vindt, moet de volgende hond, ter controle, vanaf dezelfde plek waar de vorige hond is aangezet dezelfde drift worden aangewezen; vindt ook de volgende teckel, bij een goede zoekwijze, geen haarwild dan wordt deze drift als een "lege drift" aangemerkt.
7. Toont een volgende teckel in het perceel van zijn voorganger geen goede zoekwijze dan wordt dezelfde drift aangewezen aan daarop volgende honden totdat een teckel in die drift een goede zoekwijze toont.
8. Vindt een volgende teckel in de drift van zijn voorganger wel haarwild dan wordt dit de voorganger(s) in het onderdeel "vinden" sterk negatief aangerekend.
9. Indien een teckel, waaraan als eerste een drift is aangewezen, geen goede zoekwijze toont en op grond daarvan geen haarwild vindt, dan hoeft deze drift niet te worden gecontroleerd.
10. Elke deelnemer krijgt minimaal twee driften aangewezen. Aan deelnemers, die in twee driften geen haarwild of slechts konijnen hebben gevonden, wordt zo mogelijk een derde drift aangewezen. Lege driften worden in deze aantallen niet meegerekend.
11. Indien een teckel, ondanks het feit dat hij in twee of drie driften heeft gewerkt, niet kan worden beoordeeld in de onderdelen "werkwijze" en "volharding", bij voorbeeld omdat hij steeds zeer snel wild heeft gevonden, dan moet hem een volgende, bij voorkeur "lege" drift worden aangewezen.
12. Een teckel, die niet binnen één uur nadat hij is ingezet bij zijn voorjager is teruggekeerd, zonder dat kan worden vastgesteld dat hij nog gericht met zijn opdracht bezig is, wordt gediskwalificeerd.
13. Ten behoeve van het beoordelen van het onderdeel "volgen" legt de voorjager met de al dan niet aangelijnde hond een door de jury aangewezen parcours af.
14. Ten behoeve van het beoordelen van het onderdeel "plaats houden" wordt de voorjager door de jury een open plek in het bos aangewezen. De voorjager legt daar zijn rugzak, jacht tas, jas of iets dergelijks (als de onplezierige takjes er maar niet door steken) neer en geeft zijn teckel door een teken te kennen dat hij moet blijven. De teckel mag los of aangelijnd worden afgelegd Indien de teckel aangelijnd wordt afgelegd wordt het aan de voorjager overgelaten waaraan hij de lijn vastbindt; de lijn moet licht doorhangen. Indien de teckel los wordt afgelegd mag de voorjager de lijn bij de hond achterlaten; hij mag de lijn echter niet over de teckel heen leggen. Nadat hij de teckel heeft afgelegd begeeft de voorjager zich naar een hem door de jury aangewezen plaats; deze plaats dient zodanig te worden gekozen dat de hond niet door verwaaiing of inrichting van de proef kan weten dat zijn voorjager in zijn omgeving verblijft. Terwijl de voorjager buiten zicht van de teckel is, geeft een officieel geweer, dat zich in de omgeving van de voorjager bevindt, met een hagelgeweer, op aanwijzing van de jury, na circa 2 minuten 2 schoten kort na elkaar twee schoten af. De voorjager dient vijf minuten buiten zicht van de teckel te blijven.
15. Ten behoeve van het beoordelen van het onderdeel "rust op post" worden de teckels met hun voorjager op post gezet; de posten zijn minimaal 50 meter van elkaar verwijderd.
Artikel V.A.6
DE BEOORDELING
1. De proef wordt gekeurd op onderdelen.
De onderdelen zijn:
• WERKWIJZE • VOLHARDING • VINDEN • VOLGEN • PLAATSHOUDEN • GEDRAG OP POST
2. Aan elk onderdeel wordt een vermenigvuldigingsfactor toegekend.
3. Elk onderdeel wordt gewaardeerd met een cijfer.
De betekenis van de cijfers is:
0 = onvoldoende;
1 = matig;
2 = voldoende;
3 = goed;
4 = zeer goed.
4. Bij het onderdeel "WERKWIJZE" wordt beoordeeld: de mate, waarin wordt voldaan aan de ideale zelfstandige, intelligente, systematische, grondige en ruime zoekwijze.
5. Bij het onderdeel "VOLHARDING" wordt beoordeeld: het werktempo en de mate van uithoudings- en doorzettingsvermogen.
6. Bij het onderdeel "VINDEN" geldt.
a. Het waarderingscijfer "4" mag voor dit onderdeel niet worden gegeven als de teckel niet in alle hem aangewezen niet "lege" driften haarwild heeft gevonden en luid heeft uitgedreven.
b. Het waarderingscijfer "3" mag voor dit onderdeel niet worden gegeven als de teckel niet in tenminste één van de twee hem aangewezen niet "lege" driften haarwild heeft gevonden en luid heeft uitgedreven.
c. Het waarderingscijfer "2" mag voor dit onderdeel niet worden gegeven als de teckel niet in tenminste één van de drie hem aangewezen niet "lege" driften haarwild heeft gevonden en luid heeft uitgedreven.
d. Indien uitsluitend op konijn is gewerkt mag de kwalificatie “U”/ "I" niet worden toegekend.
7. Bij het onderdeel "VOLGEN" wordt geëist dat de teckel, los of aangelijnd aan een niet te korte slap hangende slipriem, zijn voorjager nauwgezet volgt zonder aandacht van hem te vergen, niet aan de riem trekt, niet achterblijft en geen poging doet voor te lopen. Het appel wordt tijdens de gehele proef beoordeeld en wordt bij dit onderdeel mede in rekening gebracht.
8. Bij het onderdeel "PLAATSHOUDEN" wordt geëist dat de teckel zijn plaats niet verlaat; hij mag zijn hoofd opheffen of gaan zitten. Teckels, die de aangewezen plaats verlaten, blaffen of janken worden voor dit onderdeel met het cijfer "0" gewaardeerd. Voorts worden bij de beoordeling van dit onderdeel in beschouwing genomen de rust die de voorjager bij het afleggen betracht en de rust en het vertrouwen dat de hond tijdens de proef uitstraalt.
9. Bij het onderdeel "GEDRAG OP POST" wordt geëist dat de teckel zich bij zijn voorjager rustig gedraagt. Teckels, die hun voorjagers hinderen door tegen hen op te springen, die zich van hun plaats naast de voorjager verwijderen of die janken of blaffen, worden voor dit onderdeel met het cijfer 0 gewaardeerd.
Artikel V.A.7
KWALIFICATIES
1. Zie A.V.R. hoofdstuk VIII.
2. Om voor een (reserve)werkkampioenschapsprijs in aanmerking te komen moet de teckel voor de onderdelen "werkwijze", "volharding" en "vinden" het waarderingscijfer "4" en voor de africhtingsvakken totaal minimaal 18 punten hebben behaald.
3. Voor de overige kwalificaties wordt verwezen naar onderstaande tabel:
Onderdeel Factor Minimaal waarderingscijfer U I ZG II G III
Werkwijze 8 4 3 2
Volharding 6 3 3 2
Vinden 5 4 3 2
Volgen * Totaal Totaal Totaal
Plaatshouden * 10 ptn 8 ptn 6 ptn
Gedrag op post * ** ** **
het vermenigvuldigingscijfer is 2 indien de teckel los wordt voorgejaagd en 1 indien de teckel aangelijnd wordt voorgejaagd.
** voor elk der onderdelen "volgen", "plaats houden" en "gedrag op post" moet minimaal het waarderingscijfer "1" zijn behaald.
Artikel V.A.8
AANTEKENINGEN
1.Teckels, waaraan de kwalificatie "U" / "I" is toegekend verwerven de aantekening STÖBEREN 1 = St
Teckels, waaraan de kwalificatie "ZG" / "II" is toegekend verwerven de aantekening STÖBEREN 2 = St 2.
Teckels, waaraan de kwalificatie "G" / "III" is toegekend verwerven de aantekening STÖBEREN 3 = St 3.
2. Uitsluitend Dashonden/Teckels, die deze proef met goed gevolg hebben afgelegd verwerven, ongeacht de toegekende kwalificatie, bovendien de aantekening: STOEBERPRUFUNG = St.
of, indien de teckel op de dag van de proef jonger is dan 16 maanden: STOEBERPRUFUNG JUGEND = St/J.
Zweet Natuur
Artikel VII.A.1
DOEL
Het doel van het toekennen van deze aantekening is die honden te waarderen die in de jachtpraktijk in
Nederland ziek geschoten dan wel op een andere wijze ernstig gewond geraakt schaalwild, dat verloren
was, hebben binnengebracht.
Artikel VII.A.2
TOELATINGSEISEN
Om voor het toekennen van deze aantekening in aanmerking te komen moet de hond op de dag dat de
prestatie wordt geleverd ten minste 12 maanden oud zijn.
Artikel VII.A.3
DE JURY
1. Het werk van de hond wordt bij voorkeur beoordeeld door twee keurmeesters doch indien slechts één
of geen enkele keurmeester beschikbaar is, mogen deze ( één of beiden) worden vervangen door
beoordelaars, die ervaring moeten hebben met deze jachtvorm, zulks ter beoordeling achteraf van het
Field Trial Comité.
2. De beoordelaars moeten vóórdat de hond wordt ingezet dit deel van het reglement, inbegrepen de
waarnemingslijst, nauwgezet bestuderen.
Artikel VII.A.4
EISEN M.B.T. WILD, TERREIN EN SPOOR
1. Het wild
Deze aantekening mag uitsluitend worden toegekend na succesvol nazoeken op natuurlijke wondsporen
van schaalwild. Het stuk mag, vóórdat de hond dit aanwijst, door niemand zijn aangetroffen, noch
vóórdat noch nadat de hond op de aanschotplaats is ingezet.
2. Het terrein
Het spoor moet bij voorkeur lopen door enigszins onoverzichtelijk en bij voorkeur afwisselend terrein.
Indien de bodem is bedekt met sneeuw, ook al is dat slechts voor een deel, mag de aantekening niet
worden toegekend.
3. De lengte van het spoor
De lengte van het spoor moet minimaal 400 meter zijn.
4. De ouderdom van het spoor
Bij aanvang van de nazoek moet het spoor minimaal vier uur oud zijn.
Artikel VII.A.5
DE WERKWIJZE
1. De beoordelaars wijzen de voorjager de inzetplaats; daarna moet de combinatie voorjager - hond
geheel zelfstandig werken.
2. De hond moet worden voorgejaagd aan een ten minste zes meter lange, geheel afgedokte zweetriem
met zweethalsband.
3. Indien het door de gesteldheid van het terrein plaatselijk onmogelijk is met de hond aan de zweetriem
te werken, is het toegestaan de hond op zodanige terreindelen los te laten werken. Na passeren van
zulke terreindelen moet de hond zo spoedig mogelijk weer aan de zweetriem worden genomen.
4. De totale afstand, waarover de hond aan de zweetriem heeft gewerkt, moet minimaal 400 meter
bedragen.
5. Voorjagers mogen, naar eigen goeddunken, teruggrijpen, vooruitzoeken, afdragen of pauzes inlassen.
Indien veelvuldig is afdragen en of lange pauzes zijn ingelast, kan zulks leiden tot niet toekennen van
de aantekening.
6. Voorjagers mogen tijdens het werk aangetroffen zweet, wondbedden en andere aanknopingspunten,
die door hen voor een eventueel teruggrijpen belangrijk lijken, markeren. De beoordelaars mogen
behulpzaam zijn bij het onthouden en het aanwijzen van de gemarkeerde punten.
7. De beoordelaars volgen de combinatie voorjager - hond op een redelijke afstand, zodanig dat zij het
werk goed kunnen beoordelen en dit tegelijkertijd zo min mogelijk beïnvloeden.
8. Indien de hond het stuk vindt terwijl hij, conform lid 3, los werkte, moet ook de voorjager bij het stuk
komen; dit kan zijn doordat de hond "totverbelt", "totverweist" of doordat de voorjager zijn hond in een
dergelijk perceel gaat zoeken.
9. Indien het stuk vlucht of tracht te vluchten mag de hond worden geslipt om het stuk te stellen of mag
het stuk door middel van een "vangschot" worden gedood; het is daarom van belang dat de voorjager,
een der beoordelaars of een begeleider een geweer draagt.
10. Indien de hond het stuk aansnijdt wordt de aantekening niet toegekend.
11. Indien het stuk vlucht en niet wordt gesteld of gedood moet de nazoek, eventueel na een relatief lange
pauze, worden voortgezet.
12. De aantekening mag uitsluitend worden toegekend indien het stuk daadwerkelijk is bemachtigd.
Artikel VII.A.6
DE RAPPORTAGE
1. De jury rapporteert zijn bevindingen aan de hand van de waarnemingslijst, conform Artikel VII.A.8, aan
de secretaris van het Field Trial Comité. Zij onthouden zich van toezeggingen met betrekking tot de
toekenning van de aantekening.
2. Het Field Trial Comité benoemt uit haar midden een commissie ad hoc, die zo nodig wordt aangevuld
met externe deskundigen, teneinde aan de hand van de waarnemingslijst te beslissen omtrent de
toekenning van de aantekening. In principe geldt hierbij als maatstaf dat, ware sprake geweest van een
identieke kunstmatige zweetspoorproef, ten minste aan de normen voor het behalen van de kwalificatie
"ZG"/ "II" zou zijn voldaan.
Artikel VII.A.7
DE AANTEKENING
1. Honden, die hebben voldaan verwerven de aantekening: ZWEETHOND NATUUR = Zw N.
2. Uitsluitend dashonden, die hebben voldaan verwerven bovendien de aantekening: SCHWEISSHUND
NATUR = SchwhN.
Artikel VII.A.8
WAARNEMINGSLIJST ZWEET NATUUR
naam van de hond:
ras
geslacht:
geboortedatum:
stamboek en stamboomnummer
identificatienummer:
naam van de eigenaar:
adres:
telefoonnummer
naam van de voorjager:
adres:
telefoonnummer:
naam eerste beoordelaar:
adres:
telefoonnummer:
naam tweede beoordelaar:
adres:
telefoonnummer:
datum en tijd van aanschot
datum en tijd van aanvang nazoek
datum en tijd waarop het wild werd bemachtigd:
soort wild
spoorlengte van aanschotplaats tot stuk
spoorlengte die aan de zweetriem is afgelegd
weer- en terreingegevens
BEOORDELINGSVERSLAG
De jury wordt verzocht zijn waarnemingen van het moment van aanzet op de aanschotplaats tot hetmoment van bemachtigen van het stuk, hieronder te noteren; tevens wordt verzocht het gewicht van het stuk en, in voorkomend geval het kaliber van de kogel waarmee het stuk werd geschoten, te vermelden
Ondergetekenden verklaren:
1. dat het spoor een natuurlijk wondspoor was;
2. dat, voor zover kan worden nagegaan, vóórdat de hond het stuk had aangewezen, niemand het stuk
had aangetroffen; noch vóórdat noch nadat de hond op de aanschotplaats was aangezet;
3. dat de bodem waarover het spoor liep over de gehele lengte sneeuwvrij was;
4. dat de combinatie voorjager hond geheel zelfstandig heeft gewerkt;
5. dat de hond het stuk niet heeft aangesneden
6. dat het stuk daadwerkelijk is bemachtigd;
7. dat het identificatienummer van de hond door beide juryleden is gecontroleerd.
Aldus naar waarheid ingevuld
op: te:
(eigenaar)
op te:
(voorjager)
op: te:
(eerste keurmeester / beoordelaar)
op: te
(tweede keurmeester / beoordelaar)
formulier downloaden