HogeJacht.nl

Welkom op de website van Will Dokter

Luid op spoor

Artikel II.C.1
DOEL
Het doel van de luid op spoor proef is het vaststellen van de mate van aanleg van de deelnemende
honden voor luid jagen.

Artikel II.C.2
TOELATINGSEISEN
Om aan deze test te mogen deelnemen moet de hond de aantekening Sv (zie Artikel II.A.7) of een
overeenkomstige buitenlandse aantekening hebben behaald.
Note:
Indien een hond jonger is dan negen maanden en derhalve de aantekening Sv niet kan hebben behaald,
mag hij aan deze proef deelnemen op voorwaarde dat de keurmeesters onmiddellijk voorafgaande aan de
proef hebben vastgesteld dat die hond niet schotschuw of te schotgevoelig is.

Artikel II.C.3
KEURMEESTERS
1. De proef wordt beoordeeld door drie keurmeesters.
2. Aan één keurmeestersteam mogen maximaal vijftien honden ter beoordeling worden toegewezen.

Artikel II.C.4
DE INRICHTING VAN DE PROEF
1. De proef wordt afgelegd in een overzichtelijk jachtveld, dat voldoende met haas is bezet.
2. Keurmeesters en helpers gaan in linie door het veld, op enige afstand gevolgd door de aangewezen
deelnemers met hun honden.
3. Zodra een haas ruimt blijft de linie staan en roept één der keurmeesters een voorjager met zijn hond ter
beoordeling op.
4. De voorjagers zijn er bij het volgen van de linie voor verantwoordelijk dat hun honden het ruimen van
een haas niet kunnen zien.
5. Een hond die het ruimen van een haas heeft gezien mag op het spoor van dat haas niet werken.

Artikel II.C.5
DE WERKWIJZE
1. De hond moet los worden voorgejaagd.
2. Nadat een haas is geruimd en buiten zicht is verdwenen wijst een der keurmeesters de voorjager de
vluchtrichting van het haas aan en, globaal, de plaats waar het haas is opgekomen.
3. Op aanwijzing van de keurmeesters wordt de hond in de naaste omgeving van het spoor aangezet.
4. De hond moet het spoor zelfstandig vinden, opnemen en luid volgen.
5. Luid geven terwijl de hond niet op een spoor werkt, is een ernstige fout. Honden, die deze fout tijdens
één loop maken kunnen op grond van de prestaties tijdens die beurt niet worden gekwalificeerd. Indien
deze fout bij een hond tijdens twee lopen wordt vastgesteld leidt dit tot uitsluiting. Bij twijfel is de jury
bevoegd een en ander nader te testen.
6. Honden, die op grond van hun prestaties tijdens de eerste loop niet in aanmerking komen voor een
kwalificatie "U" / "I", krijgen, zo enigszins mogelijk, een tweede loop.
De volgorde bij deze loop is: eerst
de honden, die op grond van hun eerste loop niet voor een kwalificatie in aanmerking zouden komen; vervolgens de honden, die op grond van hun eerste loop in aanmerking zouden komen voor de kwalificatie "G" / "III" en daarna de honden, die op grond van hun eerste loop in aanmerking zouden
komen voor de kwalificatie "ZG"/ "II".
7. Aan honden, die op grond van hun prestaties tijdens de tweede loop niet in aanmerking komen voor
een kwalificatie "U" / "I", mag de jury, in de volgorde analoog aan het onder het zesde lid bepaalde, een
derde loop geven.
8. Ongeacht het aantal lopen tellen in beginsel uitsluitend de prestaties, geleverd in de beste loop met
dien verstande dat het waarderingscijfer "4" voor het onderdeel "LUIDGEVEN" niet mag worden
toegekend indien de hond uitsluitend tijdens de derde loop heeft luidgegeven.

Artikel II.C.6
DE BEOORDELING
1. Deze proef wordt beoordeeld op onderdelen.
De onderdelen zijn: • NEUSGEBRUIK • LUIDGEVEN • SPOORWIL • SPOORVASTHEID
2. Aan elk onderdeel wordt een vermenigvuldigingsfactor toegekend.
3. Elk onderdeel wordt gewaardeerd met een cijfer.
De betekenis van de cijfers is:
0 = onvoldoende
1 = matig
2 = voldoende
3 = goed
4 = zeer goed

4. Bij het onderdeel "NEUSGEBRUIK" wordt beoordeeld: de wijze, waarop de hond zijn neus gebruikt bij

het zoeken naar het spoor, het werken op het spoor en in voorkomend geval bij terugzoeken van het
verloren spoor.
Note:
Het waarderingscijfer "4" mag voor dit onderdeel worden toegekend indien de hond het spoor snel vindt
en het over lange afstand niet verliest of zich bij verlies snel herstelt.
5. Bij het onderdeel "LUIDGEVEN" wordt beoordeeld: het tijdstip van luid worden en de mate van luid zijn
en uitdrukkelijk niet de klankkleur.
Note:
Het waarderingscijfer "4" mag voor dit onderdeel worden toegekend indien de hond stom is zolang hij
het spoor niet heeft gevonden of niet (meer) op het spoor werkt, onmiddellijk luid wordt zodra hij het
spoor (terug)vindt en aanhoudend luid blijft zolang hij op het spoor werkt.
6. Bij het onderdeel "SPOORWIL" wordt beoordeeld: de mate van ijver en intentie waarmee op het spoor
wordt gewerkt en in voorkomend geval het spoor wordt teruggezocht.
7. Bij het onderdeel "SPOORVASTHEID" wordt beoordeeld: de mate van zekerheid en zorgvuldigheid,
waarmee het spoor wordt uitgewerkt.

Artikel II.C.7

KWALIFICATIES
1. Zie A.V.R. hoofdstuk VIII.
2. Bij deze proef worden kwalificaties toegekend teneinde aan te geven in welke mate de deelnemende
honden aan het gestelde ideaal hebben voldaan; er worden geen werkkampioenschapsprijzen toegekend.

3. Voor de kwalificaties wordt voorts verwezen naar onderstaande tabel:
Onderdeel Factor Minimaal waarderingscijfer U I ZG II G III
Neusgebruik 10 4 3 2
Luidgeven 9 4 3 2
Spoorwil 3 3 2 2
Spoorvastheid 3 3 2 1

Artikel II.C.8
AANTEKENINGEN
1. Honden, waaraan de kwalificatie "U" / "I" is toegekend verwerven de aantekening
SPOORLUID 1 = Sp
1.
Honden, waaraan de kwalificatie "ZG" / "II" is toegekend verwerven de aantekening 
SPOORLUID 2 = Sp 2.

Honden, waaraan de kwalificatie "G" / "III" is toegekend verwerven de aantekening
SPOORLUID 3 = Sp 3.


2. Uitsluitend dashonden, die deze proef met goed gevolg hebben afgelegd verwerven, ongeacht de

toekende kwalificatie, bovendien de aantekening: SPURLAUT = Sp.
of, indien de hond op de dag van
de proef jonger is dan 16 maanden: SPURLAUT JUGEND = Sp/J.